Het aanbod aan chemische oplossingen wordt steeds kleiner. Om spint efficiënt te bestrijden, zijn Europese telers genoodzaakt hun biologische bestrijdingsstrategieën aan te passen. Zoals het verhogen van introducties, zegt IPM- en bestuivingsspecialist Arno Hellemons.
Spintbestrijdingsprogramma’s bestaan uit meerdere onderdelen. De inzet van roofmijt Phytoseiuluspersimilis blijft de onbetwiste hoeksteen. Daarnaast spoort de galmug Feltiellaacarisuga plaaghaarden op en pakt deze aan. Bovendien worden in sommige gewassen vroeg in het seizoen kweekzakjes van Amblyseius californicus of A. andersoni ingezet. Deze zijn ontworpen om een gestage stroom hongerige roofmijten vrij te laten.
Minder ‘harde ingrepen’
“In het verleden hadden telers een reeks chemische gewasbeschermingsmiddelen om op terug te vallen,” vervolgt Arno. “Zo’n ‘harde ingreep’ bood uitkomst als de plaag problematisch werd. Nu, vanwege het smallere pakket, moeten de telers op zoek naar andere oplossingen. We raden ze aan om de inzet van biologische componenten in hun IPM-strategieën te verhogen.”
Extra ogen in het gewas
Volgens Arno is goede gewasmonitoring belangrijker dan ooit. “Maar scouts kunnen niet overal tegelijk in het gewas zijn,” zegt hij. “Daarom is het belangrijk om ook de gewasmedewerkers te trainen. Zij zijn de ‘extra ogen’ in het gewas.”
“Bij de eerste tekenen van spint dienen telers direct Phytoseiulus-System te introduceren. Aanbevolen dosis is 20 roofmijten per m² – voor tomatengewassen gelden hogere aantallen. Bij het identificeren van plaaghaarden zou Feltiella-System geïntroduceerd moeten worden. Telers die geen ervaren scouts of gewasmedewerkers hebben, beginnen Feltiella preventief te gebruiken - nog voordat er een plaaghaard ontdekt wordt. In dit geval wordt deze onderbenutte maar zeer mobiele predator de scout - die het gewas doorzoekt op plagen.”
Meer zakjes in komkommer
“In komkommer raden we aan om gelijk bij de start van de teelt Californicus-Breeding-System of Andersoni-Breeding-System in te zetten. Gebruik één zakje per vier strekkende meter – of één zakje per 16 planten. Als er in het verleden problemen zijn geweest, moet dit worden verhoogd naar één zakje per twee planten.”
“Als er onvoldoende natuurlijke pollen of nectar aanwezig is, kan droog stuifmeel (Nutrimite™) bijgevoerd worden. Door dit over het gewas te verblazen, bouw je een ‘standing army’ van roofmijten op. Naarmate het seizoen vordert, verschuift de strategie naar Phytoseiulus-System en Feltiella-System.”
Hogere introducties in tomaten
“De plakkerige trichomes op tomatenplanten kunnen Phytoseiulus hinderen. Telers doen er daarom goed aan hogere doseringen uit te zetten,” zegt Arno. “Ook het gebruik van zwavelpotten om meeldauw te bestrijden – dit kan Feltiella desoriënteren-, vraagt om een hogere dosering. Een positief punt is dat Macrolophus-System bijdraagt aan de algehele bestrijding van spint in tomaten.”
Instructies bij zacht fruit
Arno adviseert om aan het begin van een aardbei- en frambozenteelt één zakje Californicus-Breeding-System of Andersoni-Breeding System per twee meter uit te zetten. Echter, rassen die gevoeliger zijn voor spint, of bedrijven die eerder problemen ervaarden, vragen om een stevigere aanpak. Verdubbel de dosis en kies dan voor één zakje per strekkende meter.
“Deze strategie werkt over het algemeen goed,” zegt hij. “Maar soms is het nodig om daar bovenop ook Phytoseiulus en Feltiella te introduceren. Doseer dan twee weken lang, 20 stuks Phytoseiulus-System per vierkante meter. Bij Feltiella-System voldoen 7 potten per hectare, gedurende drie opeenvolgende weken.”
Nog een laatste waarschuwing van Arno: “Als de glanzende, zwarte Stethorus-kever in het gewas verschijnt, is er zeer waarschijnlijk sprake van een spintprobleem. En bij een hoge infectiedruk is de kans op opbrengstverlies aanzienlijk.”