Wist je dat ...
… bladluizen tot dezelfde familie als witte vlieg, cicaden, wolluizen en schildluizen behoren? Bladluizen behoren tot de orde van de halfvleugeligen (Hemiptera). Deze sapzuigende insecten, met een groot voortplantingsvermogen, zijn schadelijk voor een groot aantal beschermde en vollegrondsgewassen over de hele wereld.
De ‘grote vier’ meest voorkomende polyfage soorten zijn Myzus persicae (groene perzikluis), Aulacorthum solani (boterbloemluis), Macrosiphum euphorbiae (aardappeltopluis) en Aphis gossypii (katoenluis).
Bladluizen kunnen virussen overbrengen, zoals het schadelijke komkommermozaiekvirus (CMV) en verschillende soorten met name M. persicae, zijn resistent tegen talrijke bestrijdingsmiddelen.
Tekenen en symptomen
Bladluizen zuigen plantensap op om zich te voeden met suikers en eiwitten. Ze verminderen de groeikracht van de plant, maar kunnen ook visuele vervorming en schade aan bladeren en groeipunten veroorzaken.
Bladluizen scheiden suikerhoudende honingdauw uit, waardoor planten en/of vruchten onverkoopbaar kunnen worden door kleverigheid en roetdauw; dit kan ook de fotosynthese nadelig beïnvloeden. Sommige mierensoorten eten de honingdauw terwijl ze de bladluizen verdedigen tegen natuurlijke vijanden – ze handelen daarbij als minilandbouwers.
Identificatie
Het kan handig zijn om de gewasplant als uitgangspunt te nemen in het identificatieproces – aangezien sommige soorten een voorkeur qua gastheren hebben. De morfologische kenmerken van de bladluis, zoals lichaamsgrootte, vorm en kleur, kunnen een sleutelrol spelen bij de identificatie van de soort.
Download de identificatie poster
De eerste tekenen zijn vaak witte, vervellingshuiden of kleine, kleverige, glanzende spikkeltjes honingdauw op de bladeren. De meeste soorten voeden zich aan de onderkant van de bladeren of aan de bovenkant van de hoofdstengel en de takken, omdat ze de voorkeur geven aan actief groeiend zacht, jong weefsel.
Complexe levenscyclus
- In het voorjaar en de zomer bestaan bladluispopulaties uit levendbarende (dragen levende jongen) vrouwtjes die voortdurend nimfen baren. Deze doorlopen 4 stadia alvorens volwassen te worden.
- Twee belangrijke begrippen zijn parthenogenese – ongeslachtelijke voortplanting – en pedogenese – waarbij jonge bladluizen ‘zwanger geboren’ worden. Deze twee eigenschappen zijn de sleutel tot populatie-explosies.
- De ontwikkeling van nieuwe nakomelingen begint onmiddellijk na de geboorte van de bladluis, waarbij een volwassen vrouwtje tot 100 bladluizen produceert gedurende haar 20-40 dagen durende levensduur.
- Gevleugelde bladluizen – worden geproduceerd als reactie op overbevolking en slechte kwaliteit van de planten – vliegen weg om planten te zoeken waarop een nieuwe kolonie kan worden gesticht.
- Veel bladluissoorten hebben verschillende winter en zomer ’waardplanten’ – de gewone naam geeft vaak een indicatie, bijv. groene perzikluis. In de koudere herfstmaanden kunnen mannetjes worden geproduceerd; de bladluizen wisselen van waardplant en planten zich geslachtelijk voort. De volgende generatie overwintert als eitjes op de secundaire waardplant. In warmere klimaten en kassen kunnen volledig vrouwelijke bladluispopulaties overwinteren op geschikt plantaardig materiaal (onkruid), klaar om het volgende gewas aan te tasten.
Oplossingen
Door de snelle groei van de populatie zijn bladluizen moeilijk te bestrijden als ze niet vroeg worden ontdekt. Regelmatig controleren wordt aanbevolen – minstens tweemaal per week wanneer de planten jong zijn en snel groeien. Gebruik Bug-Scan® Yellow Sticky Traps (vangplaten) om na te gaan of gevleugelde bladluizen het gewas binnendringen. Als de planten ‘schoon’ (plaagvrij) de kas binnenkomen, zijn gevleugelde bladluizen die op de vangplaten worden gevangen vaak het eerste teken dat er actie moet worden ondernomen.
Cultuurmaatregelen spelen een belangrijke rol. Besteed speciale aandacht aan zaken als netheid – het verwijderen van onkruid om te voorkomen dat schadelijke organismen overgedragen worden – en ventilatiegaten en dubbele deuren om te voorkomen dat bladluizen binnenkomen. Uit ervaring in het veld weten we dat de keuze van variëteit ook van invloed kan zijn op de bladluizenpopulatie. Ook moet worden opgemerkt dat een hoge N-mestgift, die leidt tot een overvloedige zachte nieuwe groei, een snelle toename van de bladluizenpopulatie kan stimuleren.
Voor biologische bestrijding worden bladluizen over het algemeen onderverdeeld in grote en kleine soorten.
Strategieën ter bestrijding van kleine bladluizen, meestal Aphis gossypii en Myzus persicae, zijn gebaseerd op twee parasitoïden – Aphidius-System en Matricariae-System.
Voor grotere bladluizen – zoals Macrosiphum en Aulacorthum – is Aphidius ervi de specialist (Ervi-System). Andere sluipwespen in het Biobest-assortiment vertonen minder voorkeur.
Hoe werken sluipwespen dan? Na de paring legt een vrouwelijke wesp haar eitje in een bladluis waar de larve zich ontwikkelt. De bladluis wordt gedood en verandert in een mummie – van waaruit een nieuwe sluipwesp uitkomt en de cyclus opnieuw begint.
Predatoren zoals Chrysopa-System zijn ook belangrijke spelers. Met hun vraatzuchtige eetlust kunnen zij grote bladluiskolonies zeer snel uitroeien. Deze predatoren hebben veel voedsel nodig om een populatie op te bouwen. Voor een optimale bestrijding kunnen predatoren en parasitoïden het best in de strategie worden opgenomen.
Ook biorationals spelen een steeds belangrijkere rol. Fysiek werkende producten – zoals zepen, oliën en siliconenpolymeren zoals Protac SF®/ Siltac® – verstikken de bladluizen of drogen ze uit. Ze kunnen ook de natuurlijke vijanden aantasten, dus moeten ze zorgvuldig in de strategie worden geïntegreerd.
Van planten afgeleide insecticiden, zoals SPYRO® (een pyrethrine afgeleid van Chrysanthemum) hebben een zeer korte persistentie, zodat nuttige insecten zeer snel na de bespuiting opnieuw kan worden geïntroduceerd.
In extreme situaties kan het gebruik van een conventioneel bestrijdingsmiddel nodig blijken. In dat geval moeten maatregelen worden genomen om de effecten op populaties van natuurlijke vijanden tot een minimum te beperken.